B0828, Moorke, collectie stadsmuseum Lier
©Jeroen Broeckx & Lichtwaas
Moorke
Reeds in 1604 zijn Goliath, de Reuzin en de Kamenierster vergezeld van vyf reuskens met den sot ende tkindt. Met uitzondering van het kind dat later Kinnebaba wordt geheten, dragen geen van de andere zes reuzen een naam. Zij worden meestal als de ses cleyne reuskens beschreven of, zoals in de samenstelling van de ommegang van 1722, als de 6 kinderen van de reuzen.
Wanneer precies de zes kleine reuzen (her)benoemd zijn is tot op heden nog niet onderzocht. In 1856 zijn de twee Moren reeds lid van de reuzenfamilie. In de aanloop naar de ommegang van dat jaar kondigt de krant De Nethebode aan: Mieke zuster, Janneken broer en de andere Kinnebabas, de weerdige afstammeling van den Reus en de Reuzin, waeronder twee Moorkens zyn, krygen nieuwe klaters en valhoeden, met andere belangryke byvoegsels. Een klater is een rammelaar, een valhoed is een kinderhoed met rand ter beveiliging bij het vallen.
De Moren zijn 2,20m groot en wegen ongeveer 30kg.
Hun hoofd is van beschilderd papier-maché.
Typisch voor de kleine reuzen is dat hun handen eigenlijk de handen van de drager zijn die uit de mouwen van de kledij steken.